Het heeft me altijd verbaasd: volwassen, goed opgeleide mensen die thuis financiën en zakelijke transacties prima in relatie kunnen brengen en afhandelen worden op hun werk ineens volledig afhankelijk van hun ‘bovengeschikten’ daar waar het gaat om inzetten van tijd en de verdeling van budgetten. Er is (van onderop) altijd gedoe over de hoogte van het vrij te besteden zakgeld en (van bovenaf) doorgaans niet zoveel vertrouwen dat het met meer vrijheid ook verantwoord zal worden uitgegeven. Let wel: alle partijen lijken het er vanzelfsprekend over eens te zijn dat slechts het zakgeld en niet het hele huishoudboekje onderwerp van onderhandeling is.
In mijn huidige opdracht is het overigens erg boeiend om te zien wat er gebeurt als je het met uitvoerders over deze aspecten van organiseren en rekenschap hebt en daarbij ook erg concreet wordt. Zolang het verbonden blijft met de inhoud blijkt het bijhorend huishoudboekje wel degelijk ook voor hen razend interessant en geeft het energie om er mee bezig te zijn. Mensen generen zich als ze het antwoord schuldig moeten blijven (tot nu toe in elke groep bij iedereen het geval) op de eigenlijk helemaal niet zo'n rare vraag of ze weten hoeveel geld er voor hun organisatie zo'n beetje binnenkomt en uitgaat. Dat nu, beschouw ik dan maar als een hoopvol gegeven. .
Het brede onderwerp van transitie en transformatie Jeugdzorg begint zich voor wat betreft de Meesterproef te focussen op goed opdrachtgeverschap en ondernemerschap als kritieke voorwaarde om de transitie te doen slagen.
Het gaat daarbij dan over de samenhangende afspraken tussen overheid en organisaties, tussen organisaties onderling en ook binnen de eigen organisatie. Als de transitie is geslaagd zijn professionals, net als hun leidinggevenden, óók van het geld. Ze hebben weet van, begrijpen en oefenen ook invloed uit op de afspraken die worden gemaakt over wat zij doen, op welke resultaten zij kunnen worden afgerekend en wat zij kosten.
In mijn huidige opdracht is het overigens erg boeiend om te zien wat er gebeurt als je het met uitvoerders over deze aspecten van organiseren en rekenschap hebt en daarbij ook erg concreet wordt. Zolang het verbonden blijft met de inhoud blijkt het bijhorend huishoudboekje wel degelijk ook voor hen razend interessant en geeft het energie om er mee bezig te zijn. Mensen generen zich als ze het antwoord schuldig moeten blijven (tot nu toe in elke groep bij iedereen het geval) op de eigenlijk helemaal niet zo'n rare vraag of ze weten hoeveel geld er voor hun organisatie zo'n beetje binnenkomt en uitgaat. Dat nu, beschouw ik dan maar als een hoopvol gegeven. .
Het brede onderwerp van transitie en transformatie Jeugdzorg begint zich voor wat betreft de Meesterproef te focussen op goed opdrachtgeverschap en ondernemerschap als kritieke voorwaarde om de transitie te doen slagen.
Het gaat daarbij dan over de samenhangende afspraken tussen overheid en organisaties, tussen organisaties onderling en ook binnen de eigen organisatie. Als de transitie is geslaagd zijn professionals, net als hun leidinggevenden, óók van het geld. Ze hebben weet van, begrijpen en oefenen ook invloed uit op de afspraken die worden gemaakt over wat zij doen, op welke resultaten zij kunnen worden afgerekend en wat zij kosten.